366 2 MAART 1931. zijde een bewaarschool gaat oprichten, daaraan het karakter van openbaarheid ontbreekt. De heer Brantjes heeft ont kend, dat, als men zijn kinderen niet op een bijzondere lagere school doet, zijn andere kinderen niet op de bijzondere bewaarschool worden toegelaten. Spr. noemt een geval, waaruit blijkt, dat dit wel degelijk geschiedt. De heer HAALMAN merkt op, dat de heer Brantjes heeft beweerd, maar niet heeft aangetoond, dat de open bare school aan de Kloosterlaan moest worden opgeheven wegens gebrek aan leerlingen. Spr. bestrijdt de bewering van den heer Brantjes door er op te wijzen, dat de school in kwestie op het moment, waarop zij werd opge heven, 94 leerlingen telde en dat nog wel nadat er al eenige' naar andere scholen waren overgeheveld. Wat de outillage der openbare scholen betreft, geeft Spr. toe, dat de scholen aan de Boschstraat, de Middellaan en de Ginnekenstraat den toets der vergelijking met de bijzon dere scholen aan de Karrestraat, de Kerkstraat en de Leu venaarstraat wel kunnen doorstaan, maar dat zijn ook juist de oudste bijzondere scholen in deze Gemeente, daarnaast bestaan er wel een 25-tal nieuwe, terwijl er tegenover de drie oude openbare scholen maar één openbaar schoolgebouw gesteld kan worden, dat aan de moderne eischen voldoet. Er is gevraagd „Wat mankeert er eigenlijk aan die scho len Spr. kan daarop antwoorden Vloeren, W.C.'s, kortom de geheele aankleeding voldoet niet meer aan de eischen, welke men daaraan tegenwoordig stelt. Verder is er gezegd „Als Haaiman een bewaarschool voor zijn richting wil, dan moet hij er zelf maar een op richten hij kan subsidie uit de gemeentekas krijgen." Spr. zal van dat aanbod geen gebruik maken. Een school voor hun richting wordt door Spr. en zijn fractiegenooten niet gewild zij verlangen een bewaarschool, welke door kinderen van alle mogelijke richtingen bezocht kan worden een openbare bewaarschool. Eén ding verheugt Spr.de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 366