378 2 MAART 1931. De algemeene beschouwingen over dit hoofd stuk zijn hiermede geëindigd. Volgnummer 854. Kosten van buitengewone werken. Den heer MEIJVIS heeft het antwoord van Burgemeester en Wethouders op zijn in het Centraal Rapport gestelde vraag, betreffende overbrugging van den spoorweg-over gang aan de Terheijdenstraat, bevreemd omdat het anders luidt dan vorige jaren. Naar aanleiding hiervan vraagt Spr., of die zaak heelemaal van de baan is en of het nog lang kan duren eer de Ned. Spoorwegen daar de in uitzicht gestelde wijziging van het spoorweg-emplacement gaan aanbrengende toestand is daar thans onhoudbaar. De VOORZITTER verklaart, dat het hem ook verwon derd heeft, dat de Ned. Spoorwegen nog niet begonnen zijn met de verlegging van het emplacement voor het goederenstation, daar eerst verluidde, dat men daarmede in het najaar van 1930 beginnen zou. Wanneer dat werk is geschied, komt er vanzelf verbetering in den toestand aan den overweg, doordat het vele rangeeren dan is afgeloopen. De heer VAN VEEN geeft toe, dat de toestand door de voorgenomen verlegging van het emplacement verbeteren zal, maar de overweg blijft. Daarom zou hij willen opmerken, dat de Gemeente daar een eenvoudige voetbrug zou kunnen laten aanbrengen in het belang van de verdere ontwikkeling van de Belcrumwijk. De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders voor het oogenblik meenen de zaak eerst eens te moeten aanzien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 378