384
2 MAART 1931.
In de vergadering van 15 September 1930 zijn door Wet
houder Van Buitenen beloften gedaan en plannen in uit
zicht gesteld, waaraan f 7500.— arbeidsloon verbonden zou
zijn. Sindsdien is er echter niet voor vele duizenden gul
dens aan werkverruiming of werkverschaffing besteed. Het
aantal op de heide tewerkgestelden is in verhouding tot
het getal werkloozen zeer klein. De werkverruiming is ook
van zeer bescheiden aard geweest. Van de rioleerings- en
bestratingswerken in de Bloemenbuurt, welke ook tot de
plannen van werkverruiming behooren, hoort men niets meer,
ofschoon er al bijna een half jaar is verloopen sedert de
Raad het besluit daartoe nam. Spr. vraagt, wat de reden
hiervan is. Wethouder Van Mierlo is ten opzichte van
de bestrijding der werkloosheid een rem geweest; hij heeft
er hier ten sterkste op aangedrongen de werken in het
Bloemenkwartier aan te besteden. Had men ze in eigen
beheer uitgevoerd, dan had reeds maandenlang aan honder
den werk verschaft kunnen worden. De Directeur van de
Arbeidsbeurs heeft onlangs in een artikel in de plaatselijke
pers aangedrongen op werkverruiming door particulieren,
doch de Gemeente heeft op dat gebied nog weinig gedaan.
Toch zijn er volgens Spr. objecten voor werkverruiming en
werkverschaffing genoeg. Spr. noemt in dit verband het
maken van een zweminrichting en den aanleg van een sport
park. Vooral dit laatste is z.i. zeer urgent, aangezien er in
Breda groote behoefte is aan sportterrein. Ook is er ge
wezen op de verlegging van de Princenhaagsche Mark in
den Boeimeerpolder en de ophooging van gronden in den
Belcrumpolder, maar er is in verhouding tot het aantal
werkloozen bijna niets gedaan.
Vervolgens wil Spr. een enkel woord zeggen over de
steunregeling. Op 7 Januari zijn door zijn fractie eenige
voorstellen ingediend (Zie Gedrukte Notulen van 23
Februari 1931, pagina 136). Eén daarvan geeft den Raad
in overweging, er bij de Regeering op aan te dringen om
ten spoedigste een wettelijke regeling der werkloosheids-