fl
2 MAART 1931.
389
de nieuwe steunregeling zullen beschikken. Spr. noemt
vervolgens eenige cijfers, waarvan er enkele door Wethouder
Van Buitenen bij interruptie worden verbeterd. Is zijn
zienswijze juist, dan is de nieuwe steunregeling allesbehalve
royaal.
Ten slotte vraagt Spr., waarom Burgemeester en Wet
houders een uniforme regeling voorstellen, terwijl de Minister
een uitkeering in verhouding tot het loon voorstaat, wat
ook hem juister voorkomt. Verder komt het hem zeer onjuist
voor, dat de Minister kleine pensioenen voor aftrek vatbaar
acht. Dit zijn oude, eenmaal verkregen rechten, welke men
verplicht is na te komenhet is betaling van arbeid, welken
men reeds lang geleden verricht heeft.
De heer BRANTJES zal, daar de heer Kroone afwezig
is, diens amendement verdedigen. Naar aanleiding van de
opmerking van den heer Me ij vis zegt Spr., dat de heer
Kroone c. s. heeft gemeend op het nieuwe voorstel van
Burgemeester en Wethouders dit amendement te moeten
indienen; er heeft daarbij volstrekt niet de bedoeling voor
gezeten om de S.D. fractie de loef af te steken. Verder
zegt Spr., dat de tot dusver geldende steunregeling niet
meer voldeed voor dezen crisis-tijd, vooral niet ten opzichte
van de transportarbeiders en bouwvakarbeiders. Het verheugt
hem dan ook, dat er nu een regeling wordt getroffen,
waardoor gedurende langeren tijd steun kan worden verkre
gen. Wat de bedragen der steunuitkeeringen betreft, had
Spr. gaarne wat verder gegaan, maar de Minister staat zulks
niet toe. Alleen ten aanzien van den kinderbijslag hebben
de heeren Kroone, Van de Ven, Kuijlaars en Spr.
gemeend te moeten voorstellen dezen voor alle kinderen te
bepalen op f 1,— per kind beneden de 16 jaar, met het
oog op den achterstand in het aanschaffen van schoeisel,
kleeding enz. Spr. vertrouwt, dat de Minister hiertegen geen
bezwaar zal hebben en beveelt zijn amendement ten zeerste
bij den Raad aan.