2 MAART 1931.
391
uitkeering nimmer meer mag bedragen dan 65 van het
verdiende loon. Ook daar wordt de indruk naar buiten
gevestigd, dat de steunuitkeering onvoldoende is, evenwel
met dit verschil, dat zulks hier geschiedt door de Socialisten
en daar door de Communisten.
Daar de bepaling omtrent 65 van het loon als voorwaarde
geldt om voor Rijkssubsidie in aanmerking te komen, zullen
de wenschen en verlangens van den Plaatselijken Raad om
de steunuitkeering met verhoogden kindertoeslag nog met
meer toeslagen te verhoogen iets waarvan alleen zij, die
de grootste loonen hebben verdiend, zouden kunnen
profiteeren wel wenschen en verlangens moeten blijven,
willen wij niet van het verkrijgen van Rijkssubsidie worden
uitgesloten. Trouwens ik geloof niet, dat gemeentebesturen
ook niet van de grootste steden van ons land dat
voor hun rekening zouden willen nemen. Het is zeker voor
velen een dankbare taak te werken voor een verhooging
van het steunbedrag, doch het gemakkelijkst is dit onge
twijfeld voor degenen, die geen verantwoordelijkheid hebben
te dragen.
Deze crisissteunregeling steekt mijns inziens gunstig af
niet alleen bij onze oude steunregeling, maar ook nog bij
uitkeeringen van werkloozenkassen, want kan bij sommige
werkloozenkassen, zooals b.v. die van de bouwvak- en
transportarbeiders, slechts een maximum kasuitkeering van
f 12,per week worden bereikt, bij deze crisissteunregeling
geldt dit bedrag voor uitgetrokken gehuwden en kostwinners
reeds als minimum, terwijl dit vooral voor de bouwvak
arbeiders door kindertoeslag niet onbelangrijk hooger kan
worden en ook voor fabrieksarbeiders en metaalbewerkers
met resp. 2 en 3 kinderen het maximum van hun kasuit
keering ongeveer kan worden bereikt. En daar de verhoogde
kindertoeslag, vooral voor kinderrijke gezinnen, een verbetering
is, omdat bij den langen duur der werkloosheid meerdere
noodzakelijke behoeften zijn geschapen, welke niet meer
alleen bestaan in eerste levensbehoeften, maar ook in