2 MAART 1931.
393
niet is begonnen met de uitvoering van de rioleerings- en
bestratingswerken in het Bloemenkwartier. Spr. kan het niet
helpen, dat de heer Meijvis niet goed doorziet, dat men
daaraan niet in het wilde weg kan beginnen Er moeten
berekeningen worden gemaakt, groote bestellingen worden
gedaan, die een zekeren levertijd vergen, onder-aanbestedingen
worden gehouden, kortom zoodanige voorbereidende werk
zaamheden worden verricht opdat, wannneer men eenmaal
met het werk is aangevangen, de zaak achter elkaar vlot
van stapel loopt. Een en ander is oorzaak, dat met de aan
besteding van het werk nog is gewacht moeten worden.
Voorts merkt Spr. op, dat dit werk het eenige is, dat sinds
de laatste jaren publiek is aanbesteed. Alle andere werken
van dien aard zijn in eigen beheer uitgevoerd, doch met
dit werk was dit niet te prefereeren er tellen ook nog
andere belangen mee dan die van de werkloozen, namelijk
de economische belangen der Gemeente. Trouwens, met
de belangen der werkloozen wordt ook bij de aanbesteding
van dit werk zooveel mogelijk rekening gehouden, daar het
bestek bepaalt, dat 90°/o van de daarbij tewerkgestelden Breda-
naars moeten zijn. Dat aan een zoodanig voorschrift streng
de hand wordt gehouden, heeft Spr. nog dezer dagen met
officieele gegevens aangetoond. Dit zal ook nu gebeuren.
Voor de losse bewering van den heer Meijvis is dus geen
plaats.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat er over dit onder
werp gemakkelijk veel is te spreken, maar moeilijker is het
doeltreffende maatregelen ter bestrijding van de werkloos
heid te nemen. Dit inzicht blijkt niet bij een ieder aan
wezig. De Overheid heeft zeker een taak op dit gebied,
maar haar middelen zijn ook beperkt en zij kan slechts
voor een klein deel het vraagstuk tot oplossing brengen.
Vast staat, dat een ieder speciaal ook de werkgevers
zich dit maatschappelijk euvel hebbe aan te trekken door
zoolang mogelijk de arbeiders aan het werk te houden of