2 MAART 1931.
395
koopen en op grootere schaal gaan ontginnen, maar, vraagt
Spr., waar moet dit straks naar toe De gemeente legt
groote kapitalen daarin vast, terwijl het werk voor haar niet
of niet voldoende productief is. Het is dus niet zoo een
voudig om voor een stadsgemeente een goed object voor
werkverschaffing te vinden. Er zijn wel gemeenten, die z.g.
werk verschaffen, maar dat komt in de practijk neer op het
verkrijgen van nuttige werken voor weinig geld. Dat wordt
in deze gemeente niet gedaan. De noodige werken, als
straatverbeteringen en rioleeringen, worden hier toch uitge
voerd, maar op normale voorwaarden.
De heeren MeijvisenVan Houten hebben er over
geklaagd, dat hun voorstellen van 7 Januari j.l. eerst na 7
weken in behandeling komen. Het prae-advies op die voor
stellen is echter reeds op 12 Februari d.a.v. uitgebracht en
verder moet men toch bedenken, dat die voorstellen onder
werpen behelsden, welke toch eerst in de Commissie van
advies besproken dienden te worden. Er is dus geen rede
lijke grond voor het verwijt van de heeren Me ij vis en
Van Houten, dat er getraineerd zou zijn. Vervolgens
komen deze heeren terug op hun voorstel om aandrang uit
te oefenen op de Regeenng, opdat een wettelijke regeling
der werkloosheidsverzekering in het leven worde geroepen.
Burgemeester en Wethouders hebben in hun prae-advies
gezegd, dat zij daarvan onder de huidige omstandigheden
geen effect verwachten zoodra de omstandigheden daarvoor
gunstiger zijn, achten zij het beter om dit te doen door middel
van de Vereeniging voor Nederlandsche Gemeenten. Nu
willen de heeren Me ij vis en Van Houten, buiten die
Vereeniging om, nog eens apart aandrang op de Regeering
uitoefenen Spr. zou den heeren toch willen vragen, hoe
of zij het zouden vinden als hun organisatie iets ter hand
nam en de leden stelden ook nog eens afzonderlijk een
actie in. Burgemeester en Wethouders kunnen ook niet
inzien, dat er van een afzonderlijke actie dezer Gemeente
meer effect te verwachten zou zijn dan van een actie uit-