396
2 MAART 1931.
gaande van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten.
Dat door de Regeering ten opzichte van de verlenging
van den duur der kasuitkeeringen niet letterlijk is gedaan
wat er verlangd werd, is juist, maar het heeft geen zin om
opnieuw een actie te gaan voeren om de uitkeeringen te
verlengen en deze ten koste van de Overheid te brengen.
Ook zou verzekeringskarakter daardoor aan die kassen ont
nomen wordenhet zijn namelijk geen overheids-, doch
verzekeringsinstituten.
Wat de heer Brantjes over de indiening van het voor-
stel-Kroone c.s. heeft gezegd, acht Spr. volkomen juist;
het betreft hier een amendement op een nieuwe steunrege
ling, terwijl het voorstel van de S.D.-fractie de oude rege
ling betrof.
De heer Van Houten heeft den indruk gekregen, dat
de Regeering alleen onder sterke pressie iets zal doen ter
verbetering van de werkloosheidsverzekering en hij heeft
daarbij gewezen op een geslaagde actie van de vakcentrales
op dit gebied. Spr. vindt dit niet zoo ergals de vakcen
trales er den Minister toe kunnen brengen verbeteringen
aan te brengen, zal hij dit ten zeerste toejuichen. De heer
Van Houten heeft er verder op gewezen, dat in bijzondere
gevallen verder kan worden gegaan dan de ministerieele
regeling aangeeft. Spr. kan hier evenwel verklaren, dat Bur
gemeester en Wethouders getracht hebben, alles uit die
regeling te halen wat er in zat.
Die bijzondere gevallen, waarop de heer Van Houten
doelt, betreffen bepaalde groepen, b.v. de landarbeiders, aan
wie 80 van het loon mag worden uitgekeerd. Dit houdt ver
band met de hier en daar zeer lage loonen in den land
bouw. Die zijn soms f 12.— per week. In zulke gevallen
mag dan tot 80 worden gegaan. De maximum-uitkeering
is dan nog maar f9.60. De heer Loonen wil dit ook
voor diegenen onzer menschen, die als regel lage loonen
verdienen, zien te bereiken, maar Spr. is er tot dusver niet
in kunnen slagen daarvan een bepaalde groep te formeeren.