2 MAART 1931. 397 In dit opzicht zullen Burgemeester en Wethouders alsnog trachten de regeling zoo goed mogelijk te doen zijn. Wat de steunbedragen betreft, zegt Spr., dat men van socialistische zijde nu eenmaal altijd geneigd is daar een schepje op te doen. Hadden Burgemeester en Wethouders f 11,—- voorgesteld, dan had men hoogstwaarschijnlijk met een voorstel gekomen om er f 12,— van te maken, doch nu het College f 12,voorstelt, moet het f 13,worden. Men weet, dat de bestaande steunregeling, die meer is be doeld als verlenging der kasuitkeeringen, gebaseerd is op die kasuitkeering. Het leek Burgemeester en Wethouders zaak als steunbasis van de nieuwe, nu een crisisregeling, een bedrag te nemen dat zoodanig zou zijn, dat men een ge middelde kreeg zonder dat te veel menschen er op achter uitgaan. Zij meenden daarom de steunbasis te moeten stellen op f 12, ook in verband met den loonstandaard hier ter stede. Spr. weet wel, dat Eindhoven de steunbasis op f 13,heeft gesteld, maar hij betwijfelt sterk, of dit voor Breda goedgekeurd zou worden. Er zijn namelijk ge gronde argumenten aan te voeren, dat die basis voor Breda, vergeleken bij Eindhoven, lager moet zijn dan f 13, Trouwens wat zou men er mede bereiken? Niet anders dan dat de limiet van 65 voor de meesten spoediger werd bereikt en de kindertoeslag in het gedrang kwam. Spr. zal dit met een voorbeeld aantoonen. Het overgroote deel der bij crisis te steunen werkloozen bestaat uit ongeschoolde werklieden. Dezen verdienen hier ter stede bij particuliere werkgevers van 17 tot 21 gulden per week. Dit is Spr. uit een pas ingesteld onderzoek ge bleken. Voor zijn voorbeeld zal Spr. niet nemen het laag ste, maar aannemen: iemand verdiend als regel f 20,— per week en heeft vier kinderen. Omdat zijn gezin uit zes personen bestaat, mag zijn steun, als hij verzekerd was, komen tot 70 van f20, dus maximaal f 14,— be dragen. Bij de voorgestelde regeling krijgt hij f 12,— plus 2 X 50

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 397