430 31 MAART 1931. „onderhandelingen aldus tot stand is gekomen, kunnen wij „ons vereenigen, zoodat wij U voorstellen te besluiten tot „het aangaan der onderwerpelijke overeenkomst, zooals die „hierbij gaat." De heer VAN DE VEN wijst op een omissie in art. 10 van het concept-contract; daarin zijn namelijk „ossen" niet genoemd, wel stieren. Spr. acht het gewenscht daarop de aandacht van de andere contracteerende partij te vestigen. De VOORZITTER zal maar aannemen, dat, als stieren zijn genoemd, het mindere daaronder is begrepen. De heer VAN VEEN zegt het volgende: Hoewel ik er in beginsel veel voor gevoel om een contract als het onderhavige aan te gaan, dient m.i. toch te worden aangetoond, waarom dit voorstel de voorkeur verdient boven een eigen destructie-inrichting, zoowel om financieele als om hygiënische redenen. In de tweede plaats vraag ik mij af, of het tarief wel volledig is. Er is namelijk in art. 10 van het concept contract alleen sprake van dieren, waarvan de onthuiding ingevolge de Veewet verboden is. Hoe staat het met afge keurde geslachte dieren of deelen daarvan en met andere cadavers? Wat moet het abattoir hiervoor betalen? Dan vraag ik mij af, of de Gemeente de landbouwers in haar gebied kan dwingen om cadavers aan de Coöperatie af te staan en welke kosten de Gemeente op de eigenaren kan verhalen. .De VOORZITTER deelt mede, dat Burgemeester en Wethouders indertijd hadden overwogen om de destructie van gemeentewege ter hand te nemen. Om verschillende redenen hebben zij echter besloten zulks niet te doen. In

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 430