436 31 MAART 1931. De heer VAN VEEN merkt op, dat er volgens den Minister bij flink werken en in accoord een weekloon van hoogstens 48 X f 0,35 f 16,80 betaald mag worden. Spr. vindt dit voor een kostwinner te weinig en verzoekt Burgemeester en Wethouders er bij den Minister op aan te dringen dat maximum te verhoogen. De heer MEIJVIS acht dit bedrag ook te gering. Spr. dringt er bij Burgemeester en Wethouders op aan, de tariefregeling zoo soepel mogelijk toe te passen, opdat het loon hooger wordt dan nu is aangegeven. De heer KROONE zegt, dat, als de mogelijkheid daartoe bestaat, hij zich gaarne bij dit verzoek aansluit. Wethouder VAN BUITENEN verklaart, dat de opvatting van den heer Van Veen, dat het weekloon niet meer dan f 16,80 mag bedragen, onjuist is het zal in den regel meer zijn. Immers, er staat, dat het uurloon gemiddeld f 0,35 zal bedragen. Een soepele toepassing van de tariefregeling, zooals door de heeren MeijvisenKroone bedoeld wordt, heeft in de practijk reeds plaats. De heer VAN VEEN zegt, dat als het juist is, dat met gemiddeld 35 ct. per uur bedoeld wordt het gemiddelde uurloon van een groep werklieden, er nog te meer aanlei ding is om bij den Minister aan te dringen op verhooging van dit maximum, want die uitleg wil zeggen, dat er kost winners zijn, die minder dan 48 X f 0,35 of f 16,80 per week verdienen, hetgeen volgens Spr. niet goed te keuren is. Wethouder VAN BUITENEN herhaalt, dat door soepele toepassing van de regeling het minimum-loon hooger wordt. In de practijk is f 16,80 hier bijna het minimum door accoordwerk is het meestal hooger.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 436