5 JANUARI 1931 43 „Het Slachthuisbedrijf heeft met een tekort aan personeel „te kampen. De opzichter en een hulpkeurmeester zijn voort durend op het Slachthuis werkzaam een andere keurmees ter is geheel belast met de uitvoering der Vleeschkeurings- „wet in de buitengemeentende derde hulp-keurmeester is „in de buitengemeenten, in de stad en op het Slachthuis „werkzaam. „De dagtaak van dit personeel is volgens ingekomen rap porten te zwaar te noemen. De kring is in oppervlakte een „der grootste van ons land. Van een rustige, weloverwogen „keuring in de buitengemeenten is somtijds moeilijk sprake, „noch van een goede controle, in het bijzonder op de huis- slachtingen van art. 6a der Vleeschkeuringswet. Evenmin „kan in de stad de controle op eventueel (frauduleuse) „slachtingen, den invoer van vleesch en op de winkels plaats „hebben, zooals het behoort. „De verantwoordelijkheid bij dit bedrijf, waarbij verkeerde „beslissingen of nalatigheden andere dan zuiver technische „of financieele gevolgen hebben, vraagt nadere voorziening. „Door ons is overwogen, of in verband hiermede vol- staan zou kunnen worden met het aanstellen van een vier- „den hulpkeurmeester. Echter ook de Directeur moet te „zwaar belast worden geacht. De controle op de keuringen „der hulpkeurmeesters, de laboratoriumonderzoekingen (voor „bacteriologisch onderzoek moet wegens tijdsgebrek dikwijls „de hulp van het Centraal Laboratorium te Utrecht worden „ingeroepen) en andere werkzaamheden kunnen niet met de „noodige zorg worden verricht. Vooral voor den wetenschap- „pelijken arbeid ontbreekt den tijd. „Terwijl wij voor het oogenblik de aanstelling van een „adjunct-directeur niet noodig achten, oordeelen wij het „echter onvermijdelijk aan de bezwaren tegemoet te komen „door over te gaan tot de aanstelling van een veearts-keur meester, een ambtenaar dus, die voldoende onderlegd is „om den Directeur in bepaalde werkzaamheden te vervangen „of bij te staan en tevens den hulp-keurmeesters werk uit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 43