440 31 MAART 1931. wordt aangenomen, eigenlijk op het tegenwoordige vaalt terrein overblijft. De heer KUIJLAARS heeft in het voorstel, vermeld onder punt 31b der agenda, gelezen, dat de daarin bedoelde ter reinen eerst uit de huur moeten worden genomen. Naar aanleiding hiervan vraagt Spr., of de Gemeente onmiddellijk over die perceelen kan beschikken. De heer VAN DER VEN vestigt de aandacht op het puin en afval, gelegen aan de Lunetstraat en vraagt, of daarmede niet een gedeelte van de Aa of Weerijs ware te dempen. De heer HAALMAN brengt een woord van hulde aan de Reinigingscommissie voor haar uitgebreid rapport en aan Burgemeester en Wethouders voor de stipte nakoming van hun belofte. Spr. heeft geen gelegenheid gehad dit buiten gewoon belangrijk rapport goed te bestudeeren. Hij verwacht, dat het toch de bedoeling niet zal zijn dat rapport thans in den breede te bespreken, maar alleen in beginsel overeen komstig de conclusie daarvan te besluiten. Spr. juicht die conclusie van harte toe en spreekt de hoop uit, dat er zoo weinig mogelijk op het oude beltterrein zal overblijven, zoo dat dit een betere bestemming kan krijgen. Ten slotte verklaart Spr., dat zijn fractie in groote lijnen accoord gaat met het rapport der Reinigingscommissie, zoo dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders door haar worden aanvaard. Wethouder ESBACH antwoordt den heer Zijlmans, dat het tegenwoordige beltterrein, verkleind tot het benoodigde oppervlak, is gedacht als centrum van den Reinigingsdienst, d.w.z. dat daarop zullen blijven staan het administratiegebouw,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 440