31 MAART 1931. 443 „Uit de overgelegde, mede hierbijgevoegde, bescheiden „blijkt, dat zoowel de Hoofdinspecteur van het Lager Onder- „wijs als de Inspecteur van de Volksgezondheid alhier, tegen „de keuze van het terrein bezwaar maken, voornamelijk op „grond van de aanwezigheid der vuilnisbelt nabij het be schikbaar gestelde terrein, zulks in tegenstelling met de door „den Inspecteur van het Lager Onderwijs alhier, voorgestane „zienswijze. „De beslissing van het College van Gedeputeerde Staten „op Uw besluit d.d. 10 December 1930 wordt, blijkens het „bepaalde in de voorlaatste alinea van bijgevoegd schrijven, „nogmaals verdaagd, in verband met hun wensch, de nadere „meening van het gemeentebestuur te hooren. „De naar voren gebrachte bezwaren komen ons niet over tuigend voor, althans niet in die mate, dat daardoor het „tegenhouden van een schoolbouw, welke noodzakelijk en „urgent moet worden geacht, gerechtvaardigd wordt. „Indien door Uwen Raad, hetgeen te verwachten is, in „principe wordt besloten over te gaan tot verplaatsing van „het terrein der gemeentereiniging, zullen de tegen de keuze „van het voor den schoolbouw bestemde terrein geopperde „bezwaren in elk geval komen te vervallen. „Wij geven U in overweging, Gedeputeerde Staten als „antwoord op hun schrijven d.d. 5 Maart 1931, G. Nr. 87 „van Uw eventueele principieele beslissing in kennis te „stellen." De VOORZITTER merkt op, dat Gedeputeerde Staten niet per sé tegen de oprichting van een school ter plaatse zijn, maar aangezien de Hoofdinspecteur van het Lager Onderwijs te Roermond er, in tegenstelling met den Inspec teur van het Lager Onderwijs hier ter stede, wèl bezwaar tegen heeft, alsook de Inspecteur van de Volksgezondheid, meenen zij die bezwaren nog eens aan den Raad te moeten voor leggen. Het besluit tot verplaatsing van de vuinisbelt is thans

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 443