31 MAART 1931. 445 Dit bewijst wel, dat men zulks aan Burgemeester en Wet houders kan toevertrouwen. Spr. acht het verzoek van den heer Haaiman dan ook absoluut overbodig. 33. Gunstig prae-advies van Burgemeester en Wethouders op de aanvraag van J. Frijters, om ontheffing van art. 15 der Bouwverordening voor het verbouwen van het pand Rozemarijnstraat, kadastraal bekend Sectie A no 2256. Zonder eenige bedenking wordt besloten, adressant de gevraagde ontheffing te verleenen, onder de navolgende voorwaarden 1. dat geen verandering wordt gebracht in de grenzen van het perceel 2. dat het magazijn niet van bestemming verandere en nimmer geheel of gedeeltelijk als woning worde ingericht of gebruikt 3. dat op de overblijvende open ruimte niets worde gebouwd of opgericht 4. dat, ter voldoening aan artikel 5 der Woningwet, de vereischte teekeningen, ingericht volgens artikel 105 der Bouwverordening, aan Burgemeester en Wet houders ter goedkeuring worden aangeboden 5. dat, wanneer binnen zes maanden na de dagteeke- ning van dit besluit van de verleende ontheffing geen gebruik is gemaakt, deze geacht wordt niet te zijn verleend en onder bepaling, dat bij niet-voldoen aan één dezer voorwaarden, de verleende ontheffing vervalt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 445