31 MAART 1931.
455
De heer KROONE heeft wegens de urgentie van de zaak
geen bezwaar tegen uitvoering van het werk in eigen beheer,
maar zou toch gaarne willen weten, waarom de besteksbe
palingen zoo bezwarend gemaakt zijn. Spr. dringt er even
wel op aan, de zaak nog heden af te doen, omdat de toe
stand, waarin het Bloemenkwartier thans verkeert, geen
langer uitstel lijden kan en spreekt de hoop uit, dat de
Raad voortaan in dergelijke gevallen vlugger bijeengeroepen
zal worden.
De heer SCHRAUWEN wijst er op, dat destijds geen
enkel raadslid bezwaar heeft gemaakt tegen de uitlating van
Burgemeester en Wethouders (met betrekking tot uitvoering
in eigen beheer) als antwoord op zijn vraag, wat zij voor
nemens waren te doen als de aanbesteding nu eens ver
boven de begrooting uit ging.
Wethouder VAN MIERLO maakt de opmerking van den
heer Schrauwen tot de zijne; Spr. meende, dat daarin
een aanwijzing was gelegen, namelijk dat de Raad met de
handelwijze van Burgemeester en Wethouders accoord zou
gaan. Spr. erkent, dat dit geen sterk argument is, maar
Burgemeester en Wethouders meenden toch, wegens de
urgentie van de zaak, daarvan gebruik te mogen maken.
Bovendien was de tijd voor uitvoering in eigen beheer zeer
geschikt.
Met betrekking tot hetgeen de heer Van Veen gezegd
heeft, merkt Spr. op, dat, als men een hond wil slaan, men
altijd wel een stok kan vinden. Bij den heer Van Veen
moet er iemand schuldig zijn aan het mislukken van de
aanbesteding en nu komt deze met de veronderstelling, dat
Burgemeester en Wethouders het bestek expresselijk zoo
hebben opgemaakt, dat het voor de aannemers onaanvaard
baar was. Spr. vindt het op zijn zachtst uitgedrukt
niet vriendelijk van den heer Van Veen om Burgemeester