31 MAART 1931. 457 men zich in de vergadering van 29 October 1930 bij het voornemen van Burgemeester en Wethouders om, wanneer de aanbesteding ver boven de begrooting uit ging, tot uit voering in eigen beheer over te gaan, had neergelegd. Spr. kan zich niet herinneren, dat er ooit bestekken aan den Raad ter goedkeuring zijn overgelegdin de laatste vier jaar althans is dit niet gebeurd. Indien de Raad dit wenscht, moet men daartoe bij het verleenen van het cre- diet besluiten door zich de gunning voor te behouden. Spr. gelooft echter niet, dat technische twistgesprekken, waartoe de behandeling van dergelijke zaken in den Raad steeds leidt, bevorderlijk zullen zijn om te komen tot een goed resultaat. De heer VAN VEEN zegt, dat de heer Moll den heer Broos reeds diens verkeerde voorstelling van zaken onder het oog heeft gebracht. Spr. behoeft daarop dus niet ver der in te gaan. De heer Kroone vreest blijkbaar, dat de uitvoering der werkzaamheden bij herbesteding op de lange baan zal wor den geschoven, Spr. kan hem echter verzekeren, dat een herzien bestek binnen een week voor herbesteding gereed kan zijn. Wat de opmerkingen van Wethouder Van Mierlo betreft, moet Spr. in de eerste plaats opkomen tegen de bewering als zou hij Burgemeester en Wethouders hebben beschuldigd deze aanbesteding te hebben doen mislukken. Deze bewering strookt niet met de feiten Spr. heeft namelijk tweemaal de onderstelling geuit, dat het College niet van de strekking van het bestek op de hoogte is geweest. Verder heeft de Wethouder gesproken van een soepeler bestek. Daarom gaat het hier echter nieteen bestek dient de wederzijdsche verplichtingen duidelijk te omschrijven, zonder daarbij de aanvaarding voor een der beide partijen onmogelijk te maken. De Wethouder nu ziet in een rigou reus bestek een middel om ongewenschte inschrijvers te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 457