458
31 MAART 1931.
weren als dat maar zoo ware, roept Spr. uit. Hij brengt
in herinnering, dat, ingevolge de besteksbepalingen, Burgemees
ter en Wethouders ongewenschte inschrijvers kunnen pas-
seeren immers, zij zijn in de gunning geheel vrij.
Ten slotte heeft de Wethouder gezegd, dat, als het werk
aan een serieuzen aannemer wordt gegund, de dienst van
Openbare Werken niet op elke slak zout zal leggen, m.a.w.
dat men er dan van gemeentewege niet op uit zal zijn om
de boete-bepalingen streng toe te passen. Aan dergelijke
verklaringen heeft een aannemer evenwel geen cent.
Dat dit bestek gelijkluidend zou zijn met die van andere
gemeenten trekt Spr. ernstig in twijfel.
De Wethouder heeft Spr.'s categorische opmerkingen daar
entegen links laten liggen, weshalve hij die nog eens uit
voerig toelicht.
De heer ZIJLMANS heeft geen enkele afdoende reden
vernomen voor het niet-hooren van de Bouwcommissie.
Verder zegt Spr., dat het mislukken van de aanbesteding
een oorzaak moet hebben. Hij acht het in het belang van
de belastingbetalers en van de Gemeente daarnaar een
onderzoek in te stellen.
Ten slotte verklaart Spr. zich aan te sluiten bij het voor
stel van zijn partijgenoot Van Veen.
Wethouder VAN MIERLO merkt nog op, dat het wel
eigenaardig is, dat men hier zooveel bezwaren tegen het
bestek oppert, terwijl de laagste inschrijver, deswege direct
na de inschrijving ondervraagt, heeft verklaard geen enkel
bezwaar tegen het bestek te hebben.
Den heer Van Veen, die zoo met de veel te zware
boete heeft geschermd, wil Spr. er op wijzen, dat de laatste
vier jaren bij geen enkel aanbesteed werk de boetebepaling
is toegepastdaaruit blijkt, dat de vrees door den heer
Van Veen geuit, totaal ongegrond is. En toch zijn wer-