'462 31 MAART 1931. Er is dezerzijds dus ernstig naar een oplossing gezocht, hoewel er van de andere zijde nimmer iets bepaalds gevraagd is. Het valt niet mee, dat een Vereeniging, die een gedenk steen plaatste te Breda in een gevel, deze stad thans ver laat. Spr. heeft het verloop van deze zaak zoo uitvoerig mede gedeeld, omdat hij er op staat meer in het algemeen te laten uitkomen, dat het Gemeentebestuur in aangelegenheden als deze diligent is. Spr. voegt er aan toe, zich nog met enkele personen in betrekking te hebben gesteld om het contact met „N.A.C." in goede richting te leiden. De heer LOONEN dankt den Voorzitter voor diens uit voerige mededeelingen, waaruit hij de conclusie trekt, dat „N.A.C." er geen prijs op stelde in Breda te blijven. Dit stelt Spr. teleur hij had anders verwacht. De heer KUIJLAARS vraagt, welk bedrag aan vermake lijkheidsbelasting de aanwezigheid van „N.A.C," voor de gemeentekas opleverde. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks van de omstan digheden afhing gemiddeld bedroeg het, naar hij meent, f2000.— tot f2500.— per jaar. Dit is evenwel voor Spr. nog niet de hoofdzaak. In de deelneming van „N.A.C." zag Spr. de mogelijkheid, de ontwikkeling van een flink sportpark te bevorderen. Dat die „push" thans ontbreekt, valt vooral te betreuren. Den heer VAN HOUTEN spijt het, dat de zaak zoo is geloopen, maar hij blijft toch aandringen op een spoedige totstandkoming van het sportpark bij het Wilhelminapark, aangezien er hier verschillende sportvereenigingen zijn, die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 462