31 MAART 1931.
463
geen oefenterrein kunnen krijgen. Nog onlangs heeft Spr.
een vereeniging, die deswege geroyeerd dreigde te worden,
naar Burgemeester en Wethouders verwezen.
De VOORZITTER steunt gaarne den wensch van den heer
Van Houten. Men moet echter bedenken, dat het uitbrei
dingsplan niet zoo op stel en sprong kan worden uitgevoerd.
Er zijn hooge kosten mede gemoeid, terwijl de wegen en
uitbreidingen thans veel van de financiën eischen. De zaak
heeft echter de volle aandacht van Burgemeester en Wet
houders. Laat men zich intusschen verheugen over de
expansie van Breda, dat, blijkens de heden gehouden be
sprekingen, voor Reiniging en Sport nieuwe gebieden noo-
dig heeft.
De heer VAN VEEN hoopt, dat hierbij niet in het ge
drang zal komen het inrichten van ruime speelplaatsen voor
de jeugd, aangezien Spr. dit meer noodig acht.
De VOORZITTER zegt, dat daaraan in de laatste jaren
reeds aandacht is gewijd, getuige de speelterreinen op het
Dr. Jan IngenHouszplein en in het Valkenberg. Het gaat
hier nu om geheel iets anders, namelijk het verkrijgen van
goede, ruime sportvelden.
Hiermede is de bespreking van deze aangelegenheid ge
ëindigd.
De VOORZITTER sluit alsnu de vergadering.