30 APRIL 1931.
481
nieuwe scholen, derhalve is daar vernieuwing en uitbreiding
in de eerste jaren niet zoo noodig. Spr. neemt gaarne van
den Voorzitter aan, dat Burgemeester en Wethouders alle
redelijke verzoeken van de hoofden van scholen inwilligen,
maar het is toch een feit, dat b.v. de leerboekjes, welke
aan de openbare school-Keizerstraat in gebruik zijn, er vrij
haveloos uitzien.
De VOORZITTER constateert, dat de aanklacht van den
heer Haaiman dus eigenlijk alleen neerkomt op het feit,
dat er aan de school-Keizerstraat leerboekjes met ezelsooren
enz. worden gebruikt.
Den heer VAN VEEN komt het voor, dat, blijkens de
laatstelijk vastgestelde vergoeding aan de bijzondere scholen
ex art. 101 der L.O. wet, aan Burgemeester en Wethouders
geen schrielheid kan worden verweten. Dit blijkt o.a. uit de
vergoedingen per leerling hier en in overeenkomstige
gemeenten, die bij vergelijking vrijwel dezelfde zijn sedert
Burgemeester en Wethouders hun opvatting omtrent de
berekening hebben herzien.
Dat sommige schoolbesturen bij vernieuwing een beroep
doen op art. 72 is wel eenigszins te begrijpen, omdat er
wèl een vergoeding wordt gegeven voor onderhoud, maar
niet voor afschrijving.
De VOORZITTERHet is echter een feit, dat zulks tot
dubbele betaling leidt en dat deugt niet.
Zonder verdere opmerkingen wordt daarop
conform het prae-advies van Burgemeester en
Wethouders besloten.
16. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders, daarbij