30 APRIL 1931. 483 De VOORZITTER deelt mede, dat het aanvankelijk in de bedoeling lag, de bewuste school als een deel van de huishoudschool aan de Nieuwstraat te beschouwen. De Minister van Onderwijs echter wenscht dit filiaal als een afzonderlijke school aan te merken en daarin vindt dit voorstel van Burgemeester en Wethouders zijn oorzaak. Voor de Gemeente zullen daaruit niet meer kosten behoe ven voort te spruiten; zij is verplicht tot een subsidie van 30 der netto-kosten van de nieuwe school, hetgeen neer komt op eenzelfde bedrag als toen zij als filiaal in de kosten van de school aan de Nieuwstraat was begrepen. Het betreft hier dus een formeele kwestie, waartegen Burge meester en Wethouders geen bezwaar meenen te moeten maken. Een dergelijke maatregel zal misschien nog meerma len moeten genomen worden, als de industrieën zich uitbrei den in een volgend geval anders te handelen zou onjuist zijn. De heer GRUIJSWaarom voert men dan de conse quentie niet door ten opzichte van het filiaal aan de Leuvenaarstraat De VOORZITTERHet karakter van dit filiaal is anders. Ten slotte merkt Spr. op, dat als de school aan de Nieuwstraat zich door tal van filialen uitbreidde, er hoogst waarschijnlijk niemand iets op aan te merken zou hebben, doch nu er een scheiding in de administratie plaats heeft, maakt men zich daarover wat druk. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. 18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het toekennen eener subsidie tot een bedrag van f 200,— voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 483