48 5 JANUARI 1931 waren, dat aan de Ned. Hervormde Gemeente een bijdrage in de kosten van brandbeveiliging kon gevraagd worden het kwam hun voor een ander geval te zijn, dan wanneer men brandkranen gaat aanleggen. Hier werd een speciale voor ziening getroffen, die ook aan de brandveiligheid van het kerkgebouw ten goede kwam. Geantwoord werd, dat Burge meester en Wethouders zich daarvoor tot de Restauratie- Commissie hadden te wenden. De restauratiewerken worden bekostigd door het Rijk, de Provincie en de Gemeente. Er is dus wel iets aan van de bewering van den heer Van de Ven, dat Breda op die manier tweemaal in de kosten van brandbeveiliging bijdraagt. Echter is deze gang van zaken voor de Gemeente nog de beste, nu het College van Kerk voogden niet tot bijdragen in de kosten bereid bleek. Wat de technische opmerkingen van den heer Van Veen betreft, zegt Spr., dat de zaak door de Directeuren van Openbare Werken en van de Lichtbedrijven en Waterleiding en door den Opperbrandmeester ernstig onder de oogen is gezien. Men kan er dus op aan, dat zij technisch goed is onderzocht. Het is Spr.'s meening, dat de Raad dit voorstel gerust aanvaarden kan. De heer VAN DE VEN merkt op, dat de heer Van Veen geen reden aanwezig acht om aan den eigenaar van een pand een bijdrage te vragen in de kosten van brandbeveili ging. Spr. zou hierop willen antwoorden In gewone gevallen b.v. bij den aanleg van brandkranen is daarvoor na tuurlijk geen reden, doch, waar het hier extra-maatregelen betreft, mag dit wèl gebeuren. Vervolgens zegt Spr., dat de Restauratie-Commissie met het jaarlijksch onderhoud van de Kerk niets te maken heeft. Spr. vindt het een gevaarlijk precedent, dat de Gemeente Breda daarin gaat bijdragen. Hoewel Spr. niet tegen dit voorstel zal stemmen, omdat het hier de beveiliging van een belangrijk historisch kunstwerk geldt, meent hij toch daarop te moeten wijzen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 48