500 30 APRIL 1931. zou den exploitant in overweging willen zien gegeven, den bus ten minste te laten rijden op Zondag den eenigen dag, waarop de lijn rendabel is gebleken en op Maan dagmorgen, ten einde het bezoek aan de Veemarkt zooveel mogelijk in de hand te werken, öf tot een geheel gewijzigde exploitatie van de lijn zijn toevlucht te nemen. In elk geval is er voor Burgemeester en Wethouders wel iets te doen, meent Spr. De heer VAN VEEN komt tot de conclusie, dat deze wijze van exploiteeren nooit zal leiden tot bevordering van den stadsuitleg. Als dit geval reeds afschrikt, dan pleit dit, volgens Spr., tegen particuliere exploitatie. De VOORZITTER ziet tot zijn verwondering de heeren Haaiman en Van Veen eendrachtiglijk een lans breken voor gemeentelijke exploitatie. De gevolgtrekking, waartoe de heeren komen, is evenwel onjuist. Bij gemeentelijke exploitatie zou een verliesgevende lijn nog duurder uitkomen. Spr. wil wel in overweging houden, of er iets anders gedaan kan wordan, b.v. in den trant van den heer Haaiman, maar een bepaalde oplossing heeft ook deze niet aange geven. Ten slotte wijdt Spr. een woord van waardeering aan den exploitant, die de proef waarin hij al te voren geen vertrouwen had, op zijn kosten heeft genomen. De heer VAN VEEN vraagt, of het publiek langs den weg en de reizigers tegen autobus-ongevallen verzekerd zijn. De VOORZITTER antwoordt, dat de „Monopol" zeer zeker tegen aansprakelijkheid verzekerd zal zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 500