502
30 APRIL 1931.
dient gesteld, dat de Gasfabriek is een continu-bedrijf. Nu
kent de Arbeidswet bij zoodanige bedrijven twee stelsels
le. het vier ploegen-stelsel met een 42-urige werkweek,
dus korter dan de normale, en 2e. het drie-ploegenstelsel
met een zoodanige ploeg van invallers, dat gemiddeld een
48-urige werkweek wordt gemaakt. Laatstgenoemd stelsel
is het meest gebruikelijke en wordt hier aan de Gasfabriek
toegepast. Het is door de Arbeidsinspectie onderzocht en
goedgekeurd en komt hierop neer, dat in drie opeen
volgende weken achtereenvolgens wordt gewerkt 56 uur,
40 uur en 48 uur.
De eerste week wordt dus 8 uur te veel gewerkt, doch
de week daarop wordt 8 uur verplicht verzuimd. In de
lange week vallen echter 8 Zondagsuren en daarvoor moet
aan het reservepersoneel 100 toeslag worden gegeven,
zoodat niet 56 uur, doch 64 uur wordt uitbetaald. Dat is
echter voorgeschreven in het Werklieden-Reglement. Dat
het vijftal bij name genoemde personen een uitzonderings
positie zou innemen is eveneens onwaar, daar de dien
sten rouleeren als hiervóór uiteengezet onder alle werklieden,
die daarvoor in aanmerking kunnen komen, ongeveer 11 of
12 in getal. Van Gils valt alleen niet onder de geschetste
regeling, daar deze als reserve opzichtersdiensten verricht.
Waar de hoofdgasmeester en de gasmeester zoozeer aan
het bedrijf gebonden zijn, zelfs 's nachts vaak instructies
hebben te geven, zal het wel niemand verwonderen, dat er
een regeling is getroffen, waarbij zij Zaterdags en Zondags
periodiek ook eenige vrije uren krijgen. Op die tijden rouleert
de dienst tusschen hen, den scheikundige en een andere
reservekracht. Als zoodanige reserve nu doet Van Gils
dienst. Hij is daarvoor opgeleid en er goed bruikbaar voor
gebleken.
De werktijden zijn nu verdeeld als blijkt uit het volgende
rooster