562 23 JUNI 1931. De heer VAN DER VEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Uit de stukken blijkt, dat er nu ruim 40 woningen in verschillende stadsgedeelten onbewoonbaar zullen worden verklaard. Het schijnt dus, dat er in strijd met de bewerin gen van de heeren der S.D.A.P. in het verleden toch wel wat aan arbeiderswoningbouw is gedaan, want al de bewoners van deze krotwoningen moeten toch weer onder dak kunnen worden gebracht. Men zou echter nog verder moeten gaan met het onbe woonbaar verklaren, aangezien er nog meer van die krot woningen in de binnenstad aanwezig zijn. Ik zou daarom willen verzoeken, Mijnheer de Voorzitter, indien het resultaat van de aan de laatstelijk gehouden volkstelling verbonden woningtelling voor deze Gemeente bekend is en het mocht blijken wat m.i. zeer zeker het geval zal zijn dat er nog meer behoefte aan arbeiderswoningen bestaat, nog vele krotwoningen onbewoonbaar te verklaren en tevens voor de naaste toekomst plannen te beramen tot verderen aanbouw van dat soort woningen. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. 51. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot onbewoonbaarverklaring van de woningen Ginnekenstraat, ongenummerd naast no 89 en verder de nos. 89, 91, 93, 95, 97, 99, 101, 103, 105, 109, 121 en 121a, Rozemarijn straat no 10 en Bouwerijstraat nos. 7, 7a en 13. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. 52. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 562