23 JUNI 1931. 565 54. Voorstel van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot exploitatie, personeel en tarieven van het Openbaar Badhuis, luidende als volgt „Aangezien de bouw van het badhuis thans zoo ver gevorderd is, dat met vrij groote zekerheid kan worden aangenomen, dat het omstreeks midden Juli voor het publiek kan worden opengesteld, is het noodig omtrent den exploitatievorm, de tarieven enz. een beslissing te nemen. Allereerst wat betreft den exploitatievorm. In ons voor stel van 22 Januari 1930, No. 1/170 (zie gedrukte notulen blz. 103 e.v.) tot stichting van een badhuis schreven wij „Wij hebben ons nog geen vast idee gevormd omtrent „de wijze van exploitatie van deze inrichting. Wellicht ver dient het aanbeveling om een overeenkomst betreffende „de exploitatie aan te gaan met de Nederlandsche Vereeni- „ging voor Volks- en Schoolbaden, welke in vele steden, „o.a. in den Haag, de van gemeentewege gebouwde bad- huizen exploiteert." Nadien is deze aangelegenheid in studie genomen en bleek, de voorbereiding van dien aard te zijn, dat het niet mogelijk is haar tijdig voor de openstelling tot oplossing te brengen. Aangezien het Badhuis direct na de gereedkoming in gebruik moet worden genomen, zal derhalve de gemeente aanvankelijk zelve, in afwachting van een definitieve beslis sing, de exploitatie ter hand behooren te nemen. Hiervoor is noodig 1 e. de aanstelling van personeel 2e. de vaststelling van de tarieven. Wat het le punt betreft, de aanstelling van personeel, dient te worden vooropgesteld, dat voor toezicht en be diening van het badhuis o.m. noodig zal zijn een gezin, waarvan de man tevens als badmeester fungeert en de vrouw hem als badvrouw terzijde kan staan. In de practijk zal moeten blijken, of het bezoek van dien aard wordt, dat aanstelling van een badknecht noodzakelijk is. Thans bestaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 565