23 JUNI 1931.
579
De heer ELICH zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Als men de radio-distributie uit een oogpunt van alge
meen belang gaat zien, dan vraag ik mij afwaar moet het
heen met den middenstand Een groote groep van inwoners
wordt op deze manier in hun bestaan bedreigd. Als men
vandaag met de radiodistributie begint en morgen komt
men weer met een andere gemeentelijke exploitatie, welke
men dan ook weer kan voordragen als een maatregel voor
het algemeen belang, dan gaat op zoo'n manier de midden
stand zijn ondergang tegemoet. Zulks kan en mag toch
zeker niet de bedoeling van de Overheid zijnl Op die
manier zou op den duur een groote groep van inwoners,
die niet alleen hun recht op en reden van bestaan hebben,
doch ook altoos genoemd worden als de hechte schakel en
steun in de maatschappij, uit de samenleving verdrongen
worden. Daarbij komt nog, dat een bloeiende middenstand
niet alleen is een belang voor den stand zelve, doch ook
en dit is toch zeer zeker ook een voorname factor
voor een gemeente, daar de middenstand toch zeker niet
de minste is die bijdraagt in de opbrengst der belastingen.
Doch de tijd voor den middenstand is thans verre van
gunstighij heeft zeer zeker en niet het minst van de
economische crisis te lijden. Daarbij komt nog de concur
rentie van buiten-r en binnenland. Het ligt nu toch zeker
niet op den .weg van de gemeente om zelve nog als con
current van een zekere groep op te treden. Als de ge
meente begint met verschillende bedrijven aan zich te
trekken, dan wordt natuurlijk de draagkracht van den mid
denstander hoe langer hoe kleiner, hetgeen tengevolge heeft,
dat de gemeentelijke inkomsten, in den vorm van belastin
gen, ook hoe langer hoe minder worden. Daarom is mijn
meening, dat ieder op zijn eigen terrein moet blijvendat
eischt mijns inziens niet alleen het groepsbelang, doch ook
het algemeen belang.