29 JULI 1931. 609 woning worde ingericht of gebruikt c. dat op de overblijvende open ruimte niets worde gebouwd of opgericht d. dat ter voldoening aan art. 5 der Woningwet de vereischte teekeningen, ingericht volgens art. 105 der Bouwverordening, aan Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring worden aangeboden; e. dat, wanneer binnen drie maanden na de dagteekening van dit besluit van de verleende ontheffing geen gebruik is gemaakt, deze geacht wordt niet te zijn verleend; en onder bepaling, dat bij niet voldoen aan één dezer voorwaarden de verleende ontheffing vervalt. 13. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders, waarbij in overweging wordt gegeven gunstig te beschikken op het verzoek van A. J. van R a v e s t e ij n, om ontheffing van art. 15 der Bouwverordening ten behoeve van het bouwen van een auto-garage met heerenhuis en twee afzonderlijke bovenwoningen op den hoek van de Minister Kanstraat. De heer VAN VEEN merkt op, dat Burgemeester en Wethouders ten opzichte van het verleenen van ontheffing van art. 15 der Bouwverordening voor perceelen in de binnenstad altijd een minder soepel standpunt hebben ingenomen dan de Raad. Nu stellen zij evenwel voor, de gevraagde ontheffing zoo maar zonder meer te verleenep, terwijl het een geheel vrij liggend terrein in een nieuw stadsdeel betreft, waardoor dit, met uitzondering van een klein plaatsje, geheel zal worden volgebouwd, en niet is aangetoond, dat het hier een geval van dringende noodza kelijkheid betreft. Spr. kan zich daarmede niet vereenigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 609