29 JULI 1931. 631 een nieuwe en zeer diepe plooi in de salarisregeling doen ontstaan. Ook de heer Zijl mans heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd. Wat nu de kwestie van de woninghuur betreftde ver ordening zegt, dat voor huuraftrek de waardeering van de Personeele Belasting zal gelden. De woning in het Valken berg nu is eertijds op een huurwaarde van f 175,— per jaar geschat. Om daarin verandering te brengen zou dus deze regeling in haar geheel herzien moeten worden. Ten slotte zegt Spr., dat door het aanbrengen van de voorgestelde wijziging de geheele salarisregeling op losse schroeven zou komen te staan. Wil men een algeheele herziening dier regeling, dan is Spr. daarvoor te vinden, maar niet voor een incidenteele wijziging. Wethouder ESBACH constateert, dat het pro en contra in deze zaak niets nieuws heeft gebracht. Spr. wil, voor een duidelijk beeld te verkrijgen, nog even in het kort de voor geschiedenis van de zaak samenvatten. In het jaar 1921 heeft de Reinigingscommissie een schrij ven tot Burgemeester en Wethouders gericht, waarin zij betoogde, dat de directeur van den Reinigingsdienst om bijzondere redenen te laag bezoldigd was. Men heeft toen gemakshalve dien functionaris op de maximum-wedde gesteld van de salarisgroep, waarin hij was geplaatst met den directeur der Beplantingen. Bij een betere behan deling van die aangelegenheid zou hij hoogstwaarschijnlijk toen reeds in een hoogere groep zijn geplaatst. In Augustus 1922, dus een jaar later, werd de tegenwoordige directeur der Beplantingen op de minimum-wedde, zijnde f 3200, benoemdde directeur van de Reiniging stond dus, hoewel hij in dezelfde groep was geplaatst, toen al hooger, n.l. op f 3700, De Salariscommissie heeft bij de laatst plaats gehad hebbende herziening in haar rapport d.d. 21 Juli 1927, (behandeld 14 Februari 1929) den directeur der Beplantingen in salarisgroep X gerangschikt, waarmee Burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 631