29 JULI 1931. 637 Burgemeester en Wethouders gewaardeerd, maar het behoort tot ieders plicht, dat men zijn taak zoo goed moge lijk tracht te vervullen. De heer CERUTTI valt het tegen, dat ook de Voorzitter iets onjuists in het debat heeft gebracht. Deze neemt het den heer Van Koolwijk namelijk kwalijk, dat hij zich niet tot het College van Burgemeester en Wethouders heeft gewend om hen er op te wijzen, dat zij den Raad onjuiste gegevens verstrekten. Maar, den heer Van Koolwijk kende den inhoud van het prae-advies vermoedelijk niet hij kon zich dus niet tot Burgemeester en Wethouders wenden. De VOORZITTER zegt, dat de heer Van Koolwijk het prae-advies blijkbaar wèl kende, want hij heeft het tegengesproken. De heer GRUIJS wenscht eenige opmerkingen in besloten vergadering te maken. Hij verzoekt den Voorzitter derhalve de openbare vergadering voor enkele oogenblikken te schorsen. De VOORZITTER heeft daartegen geen bezwaar. Wethouder ESBACH wenscht nog even het woord over een persoonlijk feit. Spr. betreurt het, dat de heer Zij 1 mans aan Spr.'s woorden een verkeerde uitlegging heeft gegeven. Spr. heeft namelijk zooeven niet gezegd, dat hij er niets van wist, dat de directeur der Beplantingen een administratie van de werkverschaffing op de Vrachelsche Heide onder handen had. Hij heeft eenvoudig gezegd, dat hij die admi nistratie nog niet had gezien, daar de heer Van Koolwijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 637