29 JULI 1931. 639 De heer VAN DE VEN zou, als hij niet het staatje van losse werklieden, hetwelk den raadsleden in handen is gespeeld, van te weinig beteekenis achtte om als criterium voor het salaris van den directeur der Beplantingen te dienen, willen voorstellen de juistheid ervan eerst door Burgemeester en Wethouders te laten onderhoeken. Maar, zooals gezegd, ook hij is van meening, dat het aantal ondergeschikten niet als maatstaf voor de bezoldiging van den chef mag worden genomen, dus zal hij dat voorstel niet doen. Spr. voelt veel voor het denkbeeld van den heer Van der Ven, om bij aanneming van het voorstel-Zijlmans den huuraftrek van den directeur te herzien, daar diens ambtswoning, nadat de huurwaarde ervan voor de personeele belasting was geschat, is verbouwd en uitgebreid. Ook zou Spr. den gemeente-ambtenaren en -werklieden het uitoefenen van nevenbetrekkingen e.d., welke in de lijn van hun werkzaamheden liggen, willen verbiedenzij kunnen beter een behoorlijk salaris hebben. Spr. acht slechts één reden aanwezig om voor het voor- stel-Zij 1 mans te stemmen en wel deze: de kundigheden, welke van den directeur der Beplantingen geëischt worden en welke deze ook inderdaad bezit, zijn hier altijd als toeval beschouwddit nu vindt Spr. niet juistzij doen hem wel degelijk aanspraak maken op een betere salarieering. Uit dien hoofde zal Spr. zijn stem aan het voorstel-Zijlmans geven. De heer VAN DER VEN doet het voorstel om, bij aan neming van het voorstel-Z ij I m a n s den huuraftrek van den directeur der Beplantingen te herzien. Wethouder ESBACH merkt nog op, dat de kundigheden waarop de heer Van de Ven doelt, reeds bij de oproe ping van een directeur der Beplantingen werden vereischt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 639