5 JANUARI 1931 63 brengen, zullen hun consequenties kunnen hebben. Er valt iets voor te zeggen om de bussen over den Haagdijk te laten rijden. Ook doortrekking van de lijn tot het Montensbosch kan worden overwogen, hoewel de reeds bestaande autobus-lijn niet ver van dat bosch een stopplaats heeft, namelijk aan het einde van de Baronielaanhet gaat dus alleen maar om den afstand Baronielaan—Montenspark, waardoor een waarschijnlijk onproductieve staart aan de nieuwe lijn zou ontstaan, welke thans, evenals de oude lijn, als ceintuurbaan is ontworpen. Het is evenwel van belang, dat de Raad zijn wenschen in deze heeft kenbaar gemaakt. Burgemeester en Wethouders kunnen, bij eventueele onderhandelingen met den exploitant, die wenschen naar voren brengen. De heer VAN VEEN zegt, dat hij bij de bespreking van dit onderwerp het gevoel heeft, dat men hier niet meer zit als souvereine Raad. Men mag eens zeggen, dat men dit of dat gaarne wil in het belang van het verkeer of van de stadsuitbreidingte zeggen heeft men eigenlijk niets. Dat zijn volgens Spr. de gevolgen van de fatale dading, die de Gemeente geheel van den exploitant afhan kelijk heeft gemaakt. Wethouder VAN MIERLO komt het voor, dat de heer Van Veen twee verschillende zaken door elkaar haalt. Deze nieuwe buslijn heeft met de z.g. fatale schikking niets te makendie schikking betrof een kwestie omtrent de bestaande lijn, welke intercommunaal is. Het gaat niet aan, het hier voor te stellen alsof de Gemeente zich voor altijd in alles gebonden heeft aan een particuliere onderneming het gaat hier slechts om een proefneming met de Maat schappij, die reeds geruimen tijd tot algemeene tevredenheid autobussen exploiteert. Waarom zou men niet probeeren om aan een reeds meermalen in den Raad geuit verlangen te voldoen?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 63