658 30 JULI 1931. „bedrag kan doen gelden. „Resumeerende, hebben wij de eer U voor te stellen de „subsidie voor 1930 vast te stellen op de bedragen hiervóór „genoemd en ons te machtigen over volgende jaren voor schotten tot gelijke bedragen toe te kennen, een en ander „op voorwaarde, dat de vereenigingen jaarlijks in Maart „inzenden een subsidieaanvrage voor het loopende jaar met „daarbijgevoegd de rekening en het verslag over het afge- „loopen jaar en de begrooting over het loopende jaar. „Het ingevolge art. 14 der Armenwet gevraagde advies „van den Armenraad gaat hierbij." De heer ZIJLMANS stelt voor, de subsidie voor elk der beide vereenigingen wederom op f 1500,te brengen, omdat uit de overgelegde stukken blijkt, dat één der ver eenigingen in moeilijkheden komt, tenzij zij het door haar verrichte, nuttige werk gaat inkrimpen en dat de andere over enkele jaren vóór het zelfde feit zal komen te staan. Inkrimping van dergelijk nuttig werk, dat zoo bij uitstek ligt op het terrein van de huisvrouw en dat wel bij voorkeur aan particuliere vereenigingen behoort te worden overgelaten, zal toch zeker niet in de bedoeling van de gemeente liggen. Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat van inkrimping van het werk der vereenigingen door dit voorstel geen sprake kan zijn. Bij haar werkzaamheden zijn de vereeni gingen geheel vrij. Besluit de Raad tot het voorgestelde subsidie over 1930, dan zijn alle kosten der vereenigingen over dat jaar gedekt. Het geven van een vast subsidie-bedrag zou in strijd zijn met de bepalingen der Armenwet. De Raad doet zeker niet bekrompen, als hij het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanneemt. Spr. wil niet sug- gereeren, dat de vereenigingen in kwestie voortaan altijd hetzelfde bedrag zullen ontvangen, maar hij kan wel zeggen, dat, wanneer blijkt, dat zij met het thans voorgestelde subsidie niet kunnen toekomen, dan altijd de mogelijkheid open staat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 658