30 JULI 1931.
659
om tot f 1500,— te gaan. Immers na de afsluiting der
rekeningen, stelt de Raad voor elk jaar het subsidie vast.
Burgemeester en Wethouders zijn trouwens al teruggekomen
op hun vroeger ingenomen standpunt om bij de aanwezig
heid van een batig saldo het subsidie evenveel lager voor te
stellen, aangezien zulks tot verkeerdheden kan leiden. De
prikkel tot het verkrijgen van middelen uit particuliere bronnen
behoort niet te worden weggenomen.
De heer ZIJLMANS houdt vol, dat wel degelijk in de
stukken staat, dat de vereenigingen haar werk moeten gaan
inkrimpen, als zij niet weder het vroegere subsidie-bedrag
van f 1500,— ontvangen.
Daaruit blijkt dus, dat zij het zóó op den duur niet
kunnen bolwerken. Spr. wil geen onderscheid maken en
stelt voor, de beide vereenigingen ieder een subsidie van
f 1500,— toe te kennen.
Wethouder VAN BUITENEN antwoordt, dat de heer
Zijl mans de zaak blijkbaar verkeerd heeft begrepen; er
is werkelijk geen sprake van inkrimpen. Spr. herhaalt, dat
het toekennen van een vast subsidie-bedrag van f 1500,
zonder er zich rekenschap van te geven, dat een zoodanig
bedrag noodzakelijk is, in strijd met de wet zou zijn. Spr.
kan niet begrijpen, dat men bezwaar heeft tegen dit voor
stel Burgemeester en Wethouders zullen immers ieder
volgend jaar weer opnieuw bij den Raad komen met een
voorstel ter zake.
De heer VAN VEEN vraagt, hoeveel het nadeelig saldo
van de z.g. neutrale vereeniging bedraagt.
Wethouder VAN BUITENEN antwoordt, dat, als de
neutrale vereeniging over 1930 f 1000,— subsidie krijgt, zij