666 30 JULI 1931. ligplaats noodig hebben, dat men ruimte tekort komt. Nu kan de heer Van Veen wel zeggen, dan laat men de schepen, welke geen plaats aan de Veilingkade kunnen krijgen maar aan de Industriekade lossen, doch het is alles zins wenschelijk, dat de lossing op eenigszins hygiënische wijze geschiedthet is ongewenscht, dat b.v. groenten en fruit vlak naast schuiten met zand, cement of baksteenen worden gelost of geladen. Spr. herinnert in dit verband ook aan de suikercampagnehet is dan een uitkomst, als men de vele schepen in de Belcrumhaven ligplaats kan geven. Ook moet men bedenken, dat groenten en fruit op den wal heel wat meer ruimte innemen dan steenen, welke men op elkander kan tassen; de Veilingkade is daarvoor niet breed genoeg. Ten slotte wijsc Spr. er op, dat de uit gaaf, welke de voorgestelde uitbreiding vordert, gezien de behoefte, niet groot is. De heer MEIJVIS heeft gezien, dat de dienst van Open baren Werken veel kaderuimte in beslag neemt voor haar materiaal. Spr. dringt er op aan, dit materiaal zoo dicht mogelijk op elkaar te tassen. Overigens is Spr. wel voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer KUIJLAARS juicht dit voorstel ten zeerste toe. Thans wordt ruw materiaal, hetwelk veel stof verwekt, aan dezelfde kade gelost als groenten en fruit, waardoor onge- wenschte toestanden ontstaan. Dat hierin verandering zal komen, kan Spr. niets anders dan verheugen. De heer VAN VEEN blijft bij zijn meening, dat de voorgestelde uitbreiding vooralsnog overbodig is. Blijkt zij over eenige jaren noodig, dan kan de bestrating want anders is het niet—in een ommezien worden aangebracht. Men kan de kosten echter voorloopig nog sparen. Er is nog gesproken van goederen, welke een hinderlijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 666