668
30. JULI 1931.
eenige jaren hebben aangevoerd voor de uitbreiding van
het brandweer-materieel. Spr. zou evenwel nog enkele op
merkingen willen maken.
Zijn Spr.'s inlichtingen juist, dan is er maar één man bij
de brandweer, die durf genoeg heeft om de thans in gebruik
zijnde reddingsladder te beklimmen. Spr. vindt dit te riskant
dien man kan iets overkomen en dan is er niemand
voor dat reddingswerk beschikbaar. Daarbij komt nog, dat
de nieuw aan te schaffen ladder nog veel hooger is. Spr.
dringt in dit verband aan op het veelvuldig oefenen van het
brandweerpersoneel, anders heeft men niet veel aan het
materieel, al is dit technisch nog zoo deugdelijk.
Vervolgens komt het Spr. voor, dat de verdeeling van
het brandweer-materieel over de nieuwe stadswijken onvol
doende is.
In de derde plaats heeft Spr. vernomen, dat de alarm
klokken ten huize van de brandgasten slecht functioneeren.
Spr. verzoekt dringend daarin verbetering te doen brengen,
daar een uitstekend alarm-systeem een eerste vereischte is.
Ten slotte zegt Spr., dat het hem bij den onlangs plaats
gehad hebbenden brand in de Cingelstraat is opgevallen,
dat zoowat alle slangen poreus waren. Hij verklaart deze
opmerkingen gemaakt te hebben in het algemeen belang.
De heer VAN VEEN merkt op, dat een ladder van 18
Meter hoogte, welke aan het topeinde niet gesteund wordt,
ook al is deze op een zwaar voertuig bevestigd, van het
bedienend personeel een groote vertrouwdheid vergt. Bij
gebrek aan veelvuldige oefening is zoo'n ladder voor dat
personeel zeer gevaarlijk. Spr. zal dan ook alleen dan voor dit
voorstel stemmen, indien van de zijde van Burgemeester en
Wethouders de nadrukkelijke toezegging wordt gedaan, dat
met de autoladder zeer dikwijls en geregeld zal worden
geoefend.
De VOORZITTER zegt, dat de keuze van dit brandweer-