19 AUGUSTUS 1931.
713
„de N.V. kunnen worden aangegaan, waartoe wij Uwen
„Raad voorstellen te besluiten.
„Bovendien stellen wij U voor ons te machtigen de ver
dunning ex artt. 5 en 7 der Algemeene Politieverordening
„te verleenen voor den tijd van vijf jaren, telkens met 5
„jaren te verlengen."
De VOORZITTER deelt mede, dat Burgemeester en
Wethouders bij nader inzien wenschen te laten vervallen
het laatste deel van de slot-alinea van art. 2 der concept
overeenkomst, luidende: „Indien de nalatigheid (in de beta-
„ling) langer dan 6 maanden voortduurt, kunnen Burge
meester en Wethouders de vergunning tusschentijds intrek
ken, mits van het voornemen daartoe aan de N.V. minstens
1 maand tevoren bij aangeteekenden brief is kennis gegeven.
„Betaling binnen deze maand van het achterstallige bedrag
„doet de kennisgeving te niet." Zij achten het namelijk beter,
dat deze bepaling in de vergunning zelf wordt opgenomen.
De heer VAN VEEN vraagt, waarom men deze zaak niet
giet in denvorm eener ingebruikgeving van openbaren
gemeentegrond, hetgeen toch blijkbaar de bedoeling is. Spr.
vreest, dat de thans gekozen vorm moeilijkheden kan ople
veren.
De heer VAN HOUTEN acht het niet uitgesloten, dat
er in de naaste toekomst nog meer van dergelijke tunnels
zullen worden gelegd in de binnenstad. Het komt hem
daarom wenschelijk voor een uniforme regeling te treffen.
Vervolgens merkt Spr. op, dat er reeds sedert geruimen
tijd nog een tunnel in de Nieuwstraat ligt. Naar aanleiding
van dit feit vraagt hij, of deze de belasting van het toene
mend verkeer kan dragen en of er voor die tunnel ook een
vergoeding betaald wordt.