714 19 AUGUSTUS 1931. Wethouder VAN MIERLO antwoordt den heer Van Veen, dat het nog wel zeer de vraag zou zijn, of dit bouwwerk zou vallen onder de objecten, welke in de thans verouderde verordening op het gebruik van openbaren ge meentegrond genoemd worden. Daarbij komt, dat de daarin aangegeven rechten zeer laag zijn. Burgemeester en Wet houders hebben daarom gemeend deze verordening in dit geval niet te moeten toepassen. De firma Vroom en Dreesmann gaat met de voorgestelde regeling volkomen accoord. Den heer Van Houten antwoordt Spr., dat het zeer moeilijk is in deze een uniforme regeling te treffen, omdat er geen uniformiteit ten opzichte van grootte enz. bestaat. Bovendien verwacht Spr. niet, dat er vele tunnels zullen komen; men gaat niet spoedig tot het maken daarvan over, aangezien dit zeer kostbaar is. Alvorens een regeling te treffen, hebben Burgemeester en Wethouders informaties in andere gemeenten ingewonnen, waarbij hun is gebleken, dat zelfs in de groote gemeenten tunnelbouw zeer sporadisch voorkomtmen heeft er daar ook geen uniforme regeling voor getroffen, daar men het niet noodig achtte. Zoolang de reeds bestaande tunnel in de Nieuwstraat er is, hebben zich geen moeilijkheden ten aanzien van het toenemend verkeer door die straat voorgedaan. Spr. wil echter nog weieens een onderzoek naar de deugdelijkheid van bedoeld bouwwerk doen instellen. Ten slotte deelt Spr. mede, dat destijds ten opzichte van de bestaande tunnel de verordening op het gebruik van openbaren gemeentegrond is toegepast. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop con form het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. De VOORZITTER stelt nu wederom aan de orde de behandeling van punt 7 der agenda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 714