19 AUGUSTUS 1931. 715 Wethouder VAN MIERLO zegt, dat over de gevraagde ontheffing van art. 15 der Bouwverordening correspondentie is gevoerd tusschen Burgemeester en Wethouders, de Gezondheidscommissie en de Directie van Openbare Wer ken. Het afwijzend advies van die Commissie heeft het College eenigszins verwonderd, omdat het hier een afwijking betreft van een vroeger verleende ontheffing, waartoe zij indertijd gunstig had geadviseerd, terwijl Burgemeester en Wethouders toen bezwaren hadden geopperd tegen het verleenen dier ontheffing. Het komt het College voor, dat er thans geen reden is om, nu men eenmaal A gezegd heeft, geen B te zeggen, te meer, daar het hier een betrekkelijk kleine wijziging betreft. Het perceel in kwestie heeft een diepte van 46 M. Krachtens de Bouwverordening mag bij een diepte van 34.50 M. worden gebouwd tot een hoogte van 16 M. Vroom en Dreesmann verzoekt nu 36 M. diep te mogen bouwen met een hoogte van 11.80 M. Het College geeft er de voorkeur aan, dat wat verder wordt gegaan met het bouwen in de diepte, dan dat de hoogte wordt opgevoerd. Men zal dus huns inziens ver standig doen met het verzoek in te willigen. Wat de opmerking van den heer Zijlmans betreft; het is inderdaad juist, dat de bewuste wijziging op de teekening, welke aan den Raad is overgelegd, niet voorkomt. Dit is een verzuim. Op de andere teekeningen is zij wèl aangebracht. De heer VAN VEEN verklaart, door het antwoord van den Wethouder niet bevredigd te zijn. Spr. zou gaarne willen weten, of het gewijzigde plan de goedkeuring van de Gezondheidscommissie wegdraagt. Ook heeft hij den indruk gekregen, dat door den heer Van Mierlo de zaak niet juist wordt voorgesteldimmers, de teekening geeft aan, dat wel degelijk een gedeelte verdieping hooger wordt opgetrokken, waardoor enkele panden aan de Eindstraat in een zeer ongunstige conditie komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 715