19 AUGUSTUS 1931. 723 De VOORZITTER kan de mededeeling doen, dat bericht is ontvangen, dat de aangevraagde Rijkssubsidie zal worden verleend. Derhalve bestaat er gegronde hoop, dat ook uit de provinciale fondsen een bijdrage zal worden toegestaan. Er is in elk geval alle reden om thans het werk spoedig aan te vatten. De heer VAN VEEN merkt op, dat ingevolge dit voorstel, er een grondverzet zal plaats hebben van 28000 M3 a f 1,30 per M3. Dit is volgens Spr. een abnormaal hooge eenheids prijs en geeft hem aanleiding tot een opmerking aan het adres van degenen, die hier steeds voor uitvoering in eigen beheer opkomen, en wel deze, dat dit grondverzet zeker voor de helft van het geld, zoo niet minder kan geschieden, indien het bij publieke aanbesteding en met modern aan- nemersmaterieel wordt uitgevoerd. Desniettemin kan Spr. zich om reden van werkverschaffing wel met dit plan ver eenigen. Gaarne zou hij echter vernemen, of over dit plan een behoorlijk zwémtechnisch advies is ingewonnen, b.v. van den Nederlandschen Zwembond. De heer MEIJVIS zegt, dat men met betrekking tot het voorstel tot het uitgraven van een zwemkom, gevoeglijk kan opmerkenBeter laat dan nooit. Ieder zal, volgens Spr. moeten toegeven, dat men in Breda zeer laat komt met het maken van een gemeentelijke zweminrichting. Tal van ge meenten zijn in deze reeds voorgegaan. Veertien jaren geleden heeft Spr.'s partijgenoot Gruijs al op het totstand komen van een behoorlijke openbare zweminrichting aan gedrongen en bij elke behandeling van een gemeente- begrooting is sedertdien door Spr.'s fractie op de nood zakelijkheid daarvan gewezen. Ook bij de laatstgehouden behandeling van de gemeente-begrooting is die zaak nog door hem aan de orde gesteld in den vorm eener motie. De houding, welke toen door het College tegenover die motie is aangenomen, deed niet verwachten, dat het al zoo

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 723