724
19 AUGUSTUS 1931.
spoedig met een voorstel ter zake bij den Raad zou kome P
Misschien was het wel weer niet het juiste moment, toen
Spr. Burgemeester en Wethouders verzocht die motie over
te nemen.
Wat de noodzakelijkheid van het totstandkomen van een
gemeentelijke zweminrichting betreft, deze staat volgens
Spr. wel vast. Spr. wijst in dit verband op de grensuit-
breiding der gemeente, de vermindering aan zwemgelegen-
heid tengevolge van de opheffing van de militaire zwemkom
en de kostelooze volksbadplaats, alsmede op een passage uit
het jaarverslag der Gezondheidscommissie, waaruit volgens
hem alleen al die noodzakelijkheid blijkt. Spr. en zijn
fractiegenooten zijn daarom zoo vrij om, ten opzichte van
de wijze van uitvoering van dit werk, met Burgemeester en
Wethouders van meening te verschillenhet behoort huns
inziens in werkverruiming te worden uitgevoerd en niet in
werkverschaffing. Wellicht hebben Burgemeester en Wet
houders voorgesteld dit werk in werkverschaffing uit te
voeren ten einde daarvoor Rijkssubsidie te verkrijgen, doch
Spr. acht het verkeerd, dat de gemeente een slaatje zou
trachten te slaan uit de thans heerschende moeilijke econo
mische omstandigheden. Het al of niet verkrijgen van
Rijkssubsidie behoort z.i. in deze geen rol te spelen, al
meent hij te weten, dat ook voor uitvoering van werken in
werkverruiming subsidie van Rijkswege wordt verstrekt.
De heer BRANTJES vindt de door den heer M e ij v i s
gegeven voorstelling van zaken niet juist. De Gezondheids
commissie schijnt nu eenmaal iets tegen de zweminrichting
„Boeimeer" te hebben; telken jare komt zij met onge
motiveerde klachten daaromtrent, welke evenzoovele malen
door den Inspecteur van de Volksgezondheid weerlegd
worden. Wanneer men eens in ons land rondkijkt, dan zal
men volgens Spr. moeten toegeven, dat Breda op het
gebied van open zwemgelegenheid, ook in vergelijk met
steden als Amsterdam en Rotterdam, een buitengewoon