726 19 AUGUSTUS 1931. aannemer met moderne machines dit werk goedkooper zou kunnen uitvoeren, maar hier is de hoofdbedoeling werk verschaffing. Er is gezegd, dat dit werk als werkverruiming en niet als werkverschaffing is te beschouwen. Dit is een kwestie van appreciatie. Dit werk is inderdaad opgezocht en leent zich bij uitstek voor werkverschaffing. Als het werkelijk zoo was als de heer M e ij v i s het voorstelt, dan had dit voorstel niet Spr.'s steun gehad en was het hoogst waarschijnlijk ook niet door het College gedaan. De heer Me ij vis zegt zelf, dat hij, gezien de houding van Burge meester en Wethouders bij de behandeling van de jongste gemeente-begrooting tegenover zijn motie in zake het maken van een gemeentelijke zweminrichting aangenomen, nooit had verwacht, dat zij zoo spoedig met een desbe treffend voorstel zouden komen. Welnu, dit versterkt Spr.'s bewering, dat het hier inderdaad werkverschaffing betreft. Ook blijkt zulks uit het feit, dat het Rijk subsidie verstrekt, want voor werkverruiming wordt geen subsidie gegeven. Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat hetgeen de heer Meijvis beweerd heeft, al grootendeels door de heeren Van Buitenen en Brantjes is bestreden. Het door den heer Meijvis gesprokene heeft Spr. doen denken aan hetgeen deze in de vorige vergadering zoo maar klak keloos over de brandweer gezegd heeft en waarvan men de weerlegging vindt in een schrijven van het Brandweercollege aan den Burgemeester, bij punt 26 der agenda overgelegd. Nu wordt weer klakkeloos door den heer Meijvis beweerd, dat andere gemeenten Breda ver vooruit zijn op het gebied van zwemgelegenheid en dat de zweminrichting „Boeimeer" niet deugt. Deze laatste voldoet echter niet alleen aan de minimum eischen, welke men aan een zweminrichting mag stellen, maar aan redelijke eischen. De Inspecteur van de Volksgezondheid, die regelmatig nagaat, of het water van die zwemkom aan de eischen voldoet, heeft bij herhaling beaamd, dat zij geschikt zwemwater biedt. De Inspecteur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 726