728 19 AUGUSTUS 1931. algemeene aandrang tot verbetering en deze betrof de vroegere kostelooze volksbadplaats in de Mark in dezen Raad werd uitgeoefend, al moest worden toegegeven, dat de oplossing voor Burgemeester en Wethouders niet gemak kelijk was. Het nu overgelegde plan verdient zeer zeker waardeering. Wat de opmerking van den heer Van Buitenen be treft; Spr. heeft geenszins beweerd, dat f 1,30 per M3. te duur is voor handenarbeid, zooals hier wordt beoogd en ook door hem is begrepen. Tegenover de persoonlijke en door niets gestaafde bewe ring van den heer Broos, durft Spr. als deskundige gerust de zijne te stellen. Ten slotte verzoekt hij antwoord op zijn zooeven gestelde vraag over het inwinnen van een zwemtechnisch advies. De heer MEIJVIS begrijpt niet, dat Wethouder Van Mierlo en de heer Brantjes de brutaliteit durven hebben om te beweren, dat de Inspecteur van de Volksgezondheid de zweminrichting „Boeimeer" goedkeurt. De VOORZITTER komt op tegen de uitdrukking „bruta liteit". De heer MEIJVIS zegt, uit het jaarverslag te kunnen aantoonen, dat de Inspecteur bedoelde zweminrichting niet voldoende acht. Hij noemt het derhalve een brutaliteit, als men juist het tegendeel durft beweren. Spr, doet daarop voorlezing van de bewuste passage in het verslag en trekt daaruit de conclusie, dat hij zooeven niet klakkeloos heeft gesproken. Hij blijft mèt den Inspecteur van de Volksge zondheid het totstandkomen van een gemeentelijke zwem inrichting broodnoodig achten en handhaaft derhalve zijn standpunt, dat dit werk niet in werkverschaffing maar als werkverruiming behoort te worden uitgevoerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 728