19 AUGUSTUS 1931. 733 De heer ZRLMANS heeft zich hierbij afgevraagd, of het nu wel het juiste tijdstip is om dit hoogst belangrijke werk uit te voeren, waarmede een uitgaaf van ruim twee ton gemoeid is. De conjunctuur lijkt hem daarvoor op het oogenblik bijzonder ongunstig. Het is een zeer slechte tijd voor de industrieënvandaag zijn zij er, morgen bestaan zij niet meer. Zijn wij daarom wel zeker, dat de baatbelasting, welke belanghebbenden is opgelegd, ook betaald zal worden, vraagt Spr. Hij geeft Burgemeester en Wethouders dan ook dringend in over weging, zich daaromtrent zekerheid te verschaffen. De voorgenomen verbetering van de Markkade juicht hij van ganscher harte toe, maar hij acht den greep, welke daarvoor in de gemeentekas moet worden gedaan, op het oogenblik zeer gewaagd. De heer KROONE gelooft wel, dat men gerust kan zijn op het voortbestaan der aan de Markkade gevestigde indus trieën, al moet hij den heer Zijlmans toegeven, dat de tijdsomstandigheden voor haar niet rooskleurig zijn. Spr. acht de voorgestelde verbetering van de Markkade hoog- noodigde toestand is daar levensgevaarlijk. Hij is derhalve van oordeel, dat men de uitvoering van dit werk, al kost het ook veel geld, niet mag uitstellenmen moet den put niet dempen, als het kalf verdronken is. De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethou ders ook overwogen hebben, hetgeen de heer Zijl mans hier te berde heeft gebracht. Zij zijn daarbij tot dezelfde conclusie gekomen als de heer Kroone. Het is inderdaad een onhoudbare toestand aan de Markkade; Burgemeester en Wethouders meenen daarom den Raad tot de voorge stelde verbetering te moeten adviseeren. Het College is het met den heer Zijlmans eens, dat men zich, wanneer met het werk begonnen wordt, zeker moet stellen, dat de opge legde belastingbedragen ook zullen inkomen. Ten einde zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 733