734 19 AUGUSTUS 1931. die zekerheid te verschaffen, verzoeken Burgemeester en Wethouders den Raad hun eenige vrijheid te geven ten aanzien van het al of niet spoedig uitvoeren van het project. Men mag bij deze kostbare verbetering van een weg, die niet voor doorgaand verkeer dient, de kans niet loopen, dat die inkomsten te loor gaan. De heer GRUIJS wil even een oude kwestie oprakelen. Hij meent namelijk, dat het oude jaagpad langs de Mark niet het eigendom van Breda is, doch alleen bij haar in onderhoud. Als dit inderdaad zoo is, moet er dan niet met den eigenaar in overleg worden getreden, vraagt Spr., in hoeverre de gemeente gerechtigd is daar een beschoeiing aan te brengen. De heer ZIJLMANS verklaart, dat hij zich na de toelich ting van den Voorzitter wel met het voorstel van Burge meester en Wethouders kan vereenigen. Hij geeft hun in overweging ernstig te onderzoeken, of niet de een of andere der thans aan de Markkade gevestigde industrieën binnen afzienbaren tijd van plan is te gaan verdwijnen. Spr. acht dit een zeer belangrijke factor in deze. De weg in kwestie loopt doodhij wordt dus uitsluitend gebruikt door de daaraan liggende industrieën. Gaan deze nu verdwijnen, dan is dit omvangrijke werk, hetwelk een groote uitgaaf vordert, totaal overbodig. De heer VAN VEEN vreest, dat Burgemeester en Wet houders zich de bedoelde zekerheid niet zullen kunnen verschaffen, aangezien de termijn van de inning der baat belasting over 30 jaren loopt. Wethouder VAN BUITENEN merkt den heer Van Veen op, dat het bij de desbetreffende verordening ook mogelijk is, dat de verschuldigde som ineens betaald wordt. Wanneer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 734