738 19 AUGUSTUS 1931. van de geoefendheid van de brandgasten in het bestijgeii van die ladder, zegt Spr., dat het Brandweercollege er wel voor zal zorgen, dat de manschappen het tegen dien tijd geleerd hebben. Ten slotte verklaart Spr. bij de behandeling van de eerst volgende gemeente-begrooting op een en ander te zullen terugkomen. De VOORZITTER komt op tegen de wijze, waarop de heer M e ij v i s het rapport van het Brandweercollege heeft bestreden. Het is toch volkomen juist, dat alles van tijd tot tijd wordt nagezien, of het in orde is en dat, wanneer zulks niet het geval blijkt te zijn wat natuurlijk weieens kan voorkomen het direct wordt hersteld. Men kan dan toch niet blijven beweren, dat het materieel altijd ondeugdelijk is. Integendeel worden aldus waarborgen voor deugdelijkheid gegeven. De heer VAN VEEN vraagt, hoe de opmerkingen van den heer Me ij vis ter kennis van het Brandweercollege zijn gekomen, daar de notulen van de vorige vergadering nog niet in druk zijn verschenen. Spr. vindt het niet goed, dat het Brandweercollege met een raadslid gaat debatteeren. De VOORZITTER brengt den heer Van Veen in herinnering, dat door hem in de vorige raadsvergadering is toegezegd, dat hij de opmerkingen van den heer Me ij vis ter kennis van het Brandweercollege zou brengen. Spr. begrijpt niet, wat daartegen kan zijntrouwens, de heer Van Veen heeft zich toen niet tegen dat voornemen ver zet. Bovendien is het schrijven van het Brandweercollege niet aan den Raad, doch tot Spr. gerichter kan dus geen sprake zijn van een debat tusschen dit college en een raads lid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 738