746
19 AUGUSTUS 1931.
Nederlanden, H. K. H. Prinses Juliana aan dit College brachten
en dat, zoo nog mogelijk, den ouden band verstevigde, die
onze stad aan Haar Huis hecht.
Mijne Heeren, evenals in 1927 zullen wij in den nieuwen
Raad een derde deel der leden niet terugzien. Ik mag en
kan niet nalaten hun een bijzondere afscheidsgroet te bren
gen, dank brengend namens de burgerij voor hetgeen zij ten
behoeve van onze gemeente hebben verricht. Van deze negen
ons verlatende leden zijn er vier, die lang vóór deze laatste
periode de ingezetenen ten Stadhuize vertegenwoordigden
de Heeren Van Groenendael, Cerutti, Zijl mans en
Moll, van wie laatstgenoemde gedurende 8 jaren delasten
van het wethouderschap droeg. Hun een speciaal woord
van dank. Dat ik daarbij bijzonder U gedenk, Heer Cerutti,
die bereids in 1869 de trappen van het Stadhuis opging om
eerst als ambtenaar, later als lid der vroedschap Uw liefde
,voor Breda in daden om te zetten, zal slechts instemming
kunnen vinden. Ook Uw aangename omgang en opgewekte
geest, die bij velen navolging vinden, hebben bijgedragen
tot de vruchtbare samenwerking, die de belangen der stad
ten goede komt. Persoonlijk zie ik (behoef ik het na de op
4 Juli j.l. gewisselde woorden en ontvangen gaven nog te
zeggen) op een viertal jaren van gelukkigen gemeenschappe-
lijken arbeid terug, zoowel in ons Dagelijksch Bestuur als
in deze vergaderzaal. Ik ben overtuigd, dat dit woord zich
in de toekomst zal herhalen, gesterkt als men zal zijn door
het werk van thans ons verlatende voorgangers, wien ik,
onder Gods zegen, alle goeds toewensch op hun verder levens
pad, dat het onze nog eens moge kruisen.
De heer CERUTTI dankt, namens de leden, die niet meer
in den Raad terugkeeren, den Voorzitter voor diens harte
lijke afscheidswoorden. Ook betuigt Spr. den Voorzitter dank
voor de sympathieke bewoordingen, waarin deze zich in het
bijzonder tot hem heeft gericht. Spr. is allen speciaal het
College van Burgemeester en Wethouders erkentelijk