1 SEPTEMBER 1931. 753
Nadat door den VOORZITTER de betrekkelijke eeds
formules zijn voorgelezen, worden achtereenvolgens door
de heeren Me ij vis, Cohen, Haaiman, Van Bedaf,
Houben, Schrauwen, Elich, Broos, Ku ij laars, Van
de Ven, Loonen, Brantjes, Kroone, Kooijman, Van
der Ven, Van Buitenen, Crul, Van Keep, Esbach,
Dirven, Van Mierlo, Pleijte, Venker en Mabelis
in diens handen afgelegd de eed van zuivering en de eed
van trouw, voorgeschreven in art. 45 der Gemeentewet, en
door de heeren Visser en Van Houten de verklaring en
de belofte van zuivering en de belofte van trouw, eveneens
bedoeld in art. 45 der Gemeentewet,
2. Benoeming van drie wethouders.
De heer HAALMAN zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Alvorens U overgaat tot het volgend punt der agenda,
stel ik er prijs op, namens de geheele sociaal-democratische
raadsfractie, de volgende verklaring af te leggen.
In het Dagblad van Noord-Brabant van Vrijdag den 24-
sten Juli j.l. troffen we een bericht aan van den volgenden
inhoud
„Naar wij uit betrouwbare bron vernemen, heeft de
,,R. K. Raadsfractie van den nieuwen raad besloten voor de
„a.s. wethoudersverkiezingen de drie thans zittende wethou
ders, de heeren J. J. v. Buitenen, Mr. E. v. Mierlo en
„Ing. Esbach, opnieuw te candideeren."
Terecht schreef de Bredasche Courant den volgenden
dag
„De geloofsbrieven van de heeren zijn nog niet eens
„goedgekeurd en toch hebben ze al uitgemaakt, wie er de
„volgende vier jaren in het college van Burgemeester en
„Wethouders zullen zitten, want dat candideeren is een
„mooi woord voor proclameeren."