754 1 SEPTEMBER 1931. Vermits het door mij aangehaalde bericht niet werd tegen gesproken, moet het dus geacht worden juist te zijn geweest. De heeren der R.K. raadsfractie hebben dus ruim vijf weken vóór het bijeenkomen van den nieuwen Raad uitge maakt, dat zij opnieuw het geheele college van Burgemees ter en Wethouders zullen bezetten en zij hebben het in geen enkel opzicht noodig geacht, over deze belangrijke aangelegenheid, die toch een zaak des geheelen Raads is, overleg te plegen met de toch niet onbelangrijke minderheid, noch met onze fractie, die hier, gedurende deze vierjarige periode, toch ruim een vierde deel der Bredasche burgerij zal vertegenwoordigen. Zelfs hebben zij niet voldaan aan den eisch van het fatsoen en de gewone burgerlijke beleefdheid, om het overige deel van den Raad van hun besluit kennis te geven. Zij hebben eenvoudig beslistbij ons, over ons, doch zonder ons. Mijnheer de Voorzitter. Met alle kracht, die in ons is, protesteeren wij tegen een dergelijk, van groote brutaliteit getuigend, machtsmisbruik, dat een aanfluiting beteekent van de allereerste begrippen van evenredige vertegenwoor diging en hetwelk spot met de billijkheid, maar ook met de verdraagzaamheid en de christelijke rechtvaardigheid, waarvan de heeren steeds beweerd hebben het monopolie te bezitten. De wethoudersverkiezingen hebben de heeren daarmede verlaagd tot een vertooning zonder zin en de heeren uitver korenen hadden dan ook gevoeglijk reeds bij den aanvang dezer vergadering hun plaatsen achter de college-tafel kunnen innemen. De niet-Ieden der R.K. raadsfractie zouden bij deze ver kiezing slechts de rol van figuranten hebben te vervullen, iets waarvoor WI] van ganscher harte bedanken. Mijnheer de Voorzitter, de heeren der R.K. Raadsfractie kunnen van hun numerieke meerderheid zooveel misbruik maken als zij willen, wij geven hun echter de verzekering, dat deze handschoen, ons toegeworpen, niet onopgeraapt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 754